
12 november 2018 Bewijs in handelszaken wordt ondernemingsbewijs
Naast de naamswijziging van rechtbank van koophandel naar ondernemingsrechtbank werd vanaf 1 november 2018 ook het bewijsrecht voor ondernemingen enigszins aangepast. Geen grote omwentelingen, maar toch even de puntjes op de i …
De regels over het ondernemingsbewijs worden nu opgenomen in artikel 1348bis van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dit in afwachting van de invoeging van Boek 8 “Bewijs” in het nieuw Burgerlijk Wetboek.
Kort samengevat worden de volgende regels bepaald:
In eerste orde is het bewijs tussen en tegen ondernemingen vrij.
Dat wil zeggen dat tussen en tegen ondernemingen een bewijs op alle mogelijke manieren kan worden geleverd (schriftelijk bewijs, vermoeden, getuigen, …). Tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is geldt deze vrijheid van bewijs niet (in vele gevallen kan ten aanzien van een natuurlijke persoon die geen onderneming is enkel bewijs geleverd worden door een geschrift). Opgelet: diezelfde natuurlijke persoon kan tegen een onderneming wél alle middelen gebruiken als bewijs.
Ten tweede kan de boekhouding als bewijs dienen ten aanzien van een onderneming.
Dat betekent dat de boekhouding van een onderneming als bewijs kan worden aangehaald tussen of tegen ondernemingen, maar dat zij niet gebruikt kan worden tegen natuurlijke personen die geen onderneming zijn. Dat het een regelmatig gehouden boekhouding moet zijn (zoals vroeger), wordt nergens bepaald.
Precies omwille van het belang van deze boekhouding, kan de rechter tijdens een procedure de openlegging van de boekhouding bevelen.
Een partij kan op die manier verplicht worden haar boekhouding (geheel of gedeeltelijk) toegankelijk te maken. Een rechter en de partijen kunnen dan bijvoorbeeld nagaan of een standpunt van een partij niet in strijd is met de eigen boekhouding. Bijvoorbeeld wanneer een partij zich verdedigt door te stellen dat zij een bepaalde factuur niet zou ontvangen hebben, terwijl na openlegging van de boekhouding blijkt dat die factuur netjes en tijdig geboekt werd, plaatst zij zich in een min of meer ongemakkelijke situatie.
Ten derde gelden door de onderneming aanvaarde facturen als bewijs.
Deze regel die vroeger enkel gold voor koop-verkoopovereenkomsten, geldt nu voor alle soorten overeenkomsten als bewijs van aanvaarding van de factuur.
Deze nieuwe regelgeving veroorzaakt geen echte aardverschuiving maar herneemt een deel van de bestaande wetgeving en de interpretatie die door de rechtspraak gegeven werd. Let wel op dat deze nieuwe regeling nu ook geldt voor de VZW’s en de “burgerlijke” vennootschappen, die nu ook als “onderneming” beschouwd worden.