Cash for car? Niet volgens het Grondwettelijk Hof.

De wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding (BS 7 mei 2018) geeft de werknemer, die dat wenst, de kans om de bedrijfswagen, die hij gebruikt voor zijn woon-werkverplaatsingen, in te wisselen voor een mobiliteitsvergoeding (ook ‘cash for car’ genoemd).

Op de mobiliteitsvergoeding worden geen gewone sociale bijdragen ingehouden, behalve een solidariteitsbijdrage, en op fiscaal vlak vormt ze een belastbaar bedrag dat forfaitair geraamd wordt.

Het Grondwettelijk Hof heeft in haar arrest nr. 11/2020 van donderdag 23 januari 2020 evenwel beslist dat dit systeem zorgt voor een ongelijke behandeling tussen werknemers.

Het Hof stelt dat werknemers die geen salariswagen krijgen deze niet kunnen omzetten in loon, en dus ook niet kunnen genieten van de belastingvoordelen die “cash for cars” op dat loon toelaat.

Verder oordeelt het Hof dat het systeem van “cash for car” haar doel voorbij gaat doordat de werknemer die zijn salariswagen inruilt voor meer loon daarmee een goedkopere (vervuilende) kleinere wagen kan aanschaffen en hierdoor de files dus niet gaan verminderen.

Het systeem mag nog maximaal tot het einde van dit jaar blijven bestaan.

Het mobiliteitsbudget, een ander systeem, blijft voor alle duidelijkheid wel geldig.

Werknemers kunnen bij het mobiliteitsbudget het geld dat ze normaal gezien aan hun bedrijfswagen spenderen, aanwenden voor andere maatregelen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld een kleinere (milieuvriendelijke) bedrijfswagen kiezen, maar het budget kan ook worden gebruikt voor openbaar vervoer. Ook hier kunnen werknemers een deel van het bedrag cash opnemen, al gaat daar – in tegenstelling tot bij “cash for car” – wel een bijdrage van 38 procent van af.