De gerechtsdeskundige en GDPR

Ook een gerechtsdeskundige dient de GDPR te respecteren en ervoor te zorgen dat hij/zij enkel gegevens verwerkt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn/haar opdracht.

In een beslissing van 27 augustus 2020 moest de Geschillenkamer zich uitspreken over de toepassing van de GDPR op de gerechtsdeskundige.

Een gerechtsdeskundige was door de rechtbank aangesteld om de letsels vast te stellen die een slachtoffer had opgelopen naar aanleiding van ernstige slagen en verwondingen. De gerechtsdeskundige had beroep gedaan op een psychiater om de door het slachtoffer geleden psychologische schade vast te stellen. Het omstandige psychiatrische verslag bevatte gevoelige gezondheidsgegevens van het slachtoffer (zowel uit het verleden als het heden) evenals van haar echtgenoot. De gerechtsdeskundige had het psychiatrische verslag toegevoegd aan zijn voorverslag en integraal aan partijen – onder wie de dader – en aan de rechtbank overgemaakt.

Het slachtoffer legde klacht neer bij de Gegevensbeschermingsautoriteit. Zij was van mening dat de gerechtsdeskundige het medische deskundigenverslag ten onrechte integraal had overgemaakt en dat hierdoor gevoelige gezondheidsgegevens van haar en haar echtgenoot werden vrijgegeven, die niet in rechtstreeks verband stonden met de slagen en verwondingen waarvoor het deskundigenonderzoek was bevolen.

In de eerste plaats oordeelt de Geschillenkamer dat de gerechtsdeskundige wel degelijk als ‘verwerkingsverantwoordelijke’ moet beschouwd worden. Hij was immers diegene die het doel en de middelen van de bekritiseerde verwerking had bepaald, aangezien hij had beslist om bijkomend psychiatrisch advies in te winnen én om het psychiatrisch verslag integraal over te maken aan alle partijen en de rechtbank.

Vervolgens oordeelt de Geschillenkamer dat de verwerking door de gerechtsdeskundige rechtmatig is. In het kader van een deskundigenonderzoek geldt het algemene principe van de tegensprekelijkheid (cfr. artikel 973 §1 lid 1 Ger. W.), waardoor de gerechtsdeskundige wettelijk verplicht is om het medisch deskundigenverslag – met inbegrip van het psychiatrische verslag – integraal over te maken aan de partijen. Voor wat het principiële verbod betreft op de verwerking van de gevoelige gezondheidsgegevens, wijst de Geschillenkamer naar de uitzondering in art. 9.2, g) GDPR. Het verbod is niet van toepassing indien ‘de verwerking noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang’ (het principe van de tegensprekelijkheid) ‘op grond van Unierecht of lidstatelijk recht’ (artikel 973 §1 Ger. W.).

De klacht wordt weliswaar geseponeerd, maar de beslissing bevat wel nog een belangrijke ‘caveat’ voor alle gerechtsdeskundigen. Hun verslagen mogen ‘uitsluitend persoonsgegevens bevatten die noodzakelijk zijn voor de doeleinden van de verwerking’. De gerechtsdeskundige dient voorafgaandelijk een ‘noodzakelijkheidstoets’ uit te voeren : 1. Welke persoonsgegevens zijn ‘ter zake dienend’ (relevant voor de beslechting van het geschil) én 2. Zijn de persoonsgegevens ‘beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt’. Alleen deze gegevens mogen in deskundigenverslagen worden opgenomen en zijn aan tegenspraak onderworpen. Enkel op die manier kunnen de beginselen van evenredigheid en minimale gegevensverwerking worden gewaarborgd.

Elke – zeker medische – gerechtsdeskundige let er voortaan dus maar beter op dat hij niet ‘gewoon’ alle mogelijke informatie opneemt in een verslag, maar telkens in concreto nagaat welke gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn opdracht én die motivering ook in het verslag opneemt (verantwoordingsplicht).