
14 september 2018 Korte opzegtermijnen tijdens eerste 6 maanden v/de arbeidsovereenkomst
Het Eenheidsstatuut schafte de mogelijkheid af om een proefbeding op te nemen in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
De nieuwe wettelijke opzeggingstermijnen[1] werden als voldoende kort beschouwd waardoor het proefbeding haar bestaansreden verloor.
Hierop kwam heel wat kritiek van de kant van de werkgevers. Meer en meer stemmen gingen op om de proefperiode terug in te voeren.
In het Zomerakkoord van 2017 werd gehoor gegeven aan de roep van de werkgevers en werd beslist tot aanpassing van de opzeggingstermijnen tijdens de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst.
De wet van 26 maart 2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie heeft voor de (langs werkgeverszijde) gevraagde aanpassingen gezorgd.
Vanaf 1 mei 2018 zijn volgende opzeggingstermijnen van toepassing:
- de opzeggingstermijn bedraagt 1 week voor een werknemer met een anciënniteit van minder dan 3 maanden;
- de opzeggingstermijn voor een ontslag tussen de derde en vierde maand van de tewerkstelling, bedraagt 3 weken;
- voor een ontslag tussen de vierde maand en de vijfde maand geldt een opzeggingstermijn van 4 weken;
- de opzeggingstermijn bedraagt 5 weken voor een werknemer met een anciënniteit tussen 5 en minder dan 6 maanden.
Door deze aanpassing is de werkgever die een werknemer reeds kort na zijn indiensttreding wil ontslaan, tot een kortere opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding gehouden.
Let op : Deze verkorte opzeggingstermijnen gelden enkel wanneer het ontslag uitgaat van de werkgever.
In het geval het ontslag uitgaat van de werknemer, blijven de geldende opzeggingstermijnen ongewijzigd.
[1] 2 weken tijdens de eerste 3 maanden en 4 weken tijdens de 3e tot de 6e maand.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met een van onze experten inzake arbeidsrecht