
28 april 2020 Ondernemingen tijdelijk beschermd door het KB nr. 15.
Op 24 april 2020 is het Koninklijk Besluit nr. 15 betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de COVID-19-crisis (afgekort: het KB nr. 15) gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het KB moet de nodige ademruimte geven aan ondernemingen die getroffen zijn door de gevolgen van Covid-19 door hen tijdelijk te beschermen tegen welbepaalde acties van hun schuldeisers.
Op welke ondernemingen is het KB nr. 15 van toepassing?
De tijdelijke bescherming geldt voor alle ondernemingen die nog niet in staking van betaling verkeerden op 18 maart 2020 maar waarvan de continuïteit thans wel is bedreigd door (de gevolgen van) Covid-19. Het gaat dus enkel om ondernemingen die min of meer gezond waren vóór Covid-19. Ondernemingen die reeds failliet verklaard waren vóór 24 april 2020 vallen dus buiten de toepassing van het KB.
Wat houdt de tijdelijke bescherming in?
De krachtlijnen van de bescherming die het KB nr. 15 aan ondernemingen geeft, zijn de volgende.
- Opschorting van bewarende of uitvoerende beslagen. De opschorting geldt voor alle schulden van de onderneming, ongeacht hun datum van ontstaan of opeisbaarheid, met inbegrip van schulden opgenomen in een reorganisatieplan. Onroerend beslag en bewarend beslag op zee- en binnenschepen blijven wel mogelijk.
- Geen faillietverklaring of gerechtelijke ontbinding op initiatief van een schuldeiser. Op initiatief van het Openbaar Ministerie of met toestemming van de onderneming zelf is dit wel mogelijk. Een overdracht onder gerechtelijk gezag is tijdelijk uitgesloten.
- Opschorting van de betalingstermijnen opgenomen in een reorganisatieplan. Die betalingstermijnen worden verlengd met een duur gelijk aan die van de opschorting.
- Geen eenzijdige of gerechtelijke ontbinding van overeenkomsten gesloten vóór het KB nr. 15 wegens wanbetaling van een opeisbare geldschuld. De bepaling is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten.
- Opschorting van de verplichting om aangifte van faillissement te doen. Een onderneming die ingevolge Covid-19 aan de faillissementsvoorwaarden voldoet, is tijdelijk niet verplicht om aangifte van faillissement te doen. Uiteraard kan zij wel nog steeds vrijwillig de boeken neerleggen.
- Faillissementsbescherming van nieuwe corona-kredieten. Nieuwe kredieten die tijdens de duur van de verleende opschorting aan beschermde ondernemingen worden verstrekt en nieuwe zekerheden of andere handelingen verricht ter uitvoering ervan, worden beschermd tegen een later faillissement. Deze bescherming houdt in dat artikel XX.112 WER, op grond waarvan bepaalde tijdens de verdachte periode gestelde handelingen niet-tegenwerpbaar verklaard kunnen worden ingeval van faillissement, hierop niet van toepassing is. Verstrekkers van nieuwe kredieten kunnen ook niet aansprakelijk worden gesteld enkel en alleen omdat de nieuwe kredieten de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de schuldenaar niet daadwerkelijk mogelijk hebben gemaakt. Deze bepalingen zouden ook gelden voor nieuwe leverancierskredieten.
Moet een onderneming iets doen om van de wettelijke bescherming te genieten?
Neen. De bescherming geldt automatisch. Zo wordt enerzijds vermeden dat rechtbanken overspoeld zouden worden met individuele aanvragen van ondernemingen. Anderzijds wordt vermeden dat het aan de individuele schuldeisers zou toekomen om zelf te oordelen of een schuldenaar onder de wettelijke bescherming valt, waardoor het KB uiteraard grotendeels haar doel zou voorbijschieten.
Er is weliswaar voorzien in een ‘controlemechanisme’. Elke belanghebbende kan de Voorzitter van de bevoegde Ondernemingsrechtbank vragen (1) om te oordelen dat een onderneming niet valt onder het toepassingsgebied van de wettelijke opschorting of (2) om de opschorting geheel of gedeeltelijk op te heffen. De tegensprekelijke procedure wordt ingeleid bij dagvaarding en verloopt zoals in kort geding. De Voorzitter zal rekening houden met alle omstandigheden van de zaak, zowel aan de zijde van de schuldenaar (bv. de werkelijke impact van Covid-19 op de onderneming) als aan de zijde van de schuldeiser (bv. de gevolgen van de tijdelijke opschorting voor diens belangen). In het KB en in het verslag aan de Koning worden een aantal concrete beoordelingscriteria vermeld.
Waaraan doet het KB nr. 15 geen afbreuk?
Ondanks de wettelijke opschorting blijft het uitgangspunt dat opeisbare schulden betaald dienen te worden. Het KB heeft geenszins tot doel om ondernemingen het recht te geven om niet te moeten betalen, integendeel. Van ondernemingen die kunnen betalen of niet getroffen zijn door de economische gevolgen van Covid-19 wordt verwacht dat zij zo snel mogelijk betalen, om zo de gevolgen voor andere ondernemingen – en dus een domino-effect – zo beperkt mogelijk te houden.
Verder doet het KB geen afbreuk aan gemeenrechtelijke contractuele sancties zoals de exceptie van niet-uitvoering (exceptio non adimpleti contractus, ENAC), schuldvergelijking en het retentierecht, noch aan de toepassing van de Wet Financiële Zekerheden, noch aan de verplichtingen van werkgevers.
Voor welke periode geldt de tijdelijke bescherming?
Het KB nr. 15 bepaalt dat het moratorium ingaat op 24 april 2020 (datum inwerkingtreding van het KB) en geldt tot en met 17 mei 2020. Die einddatum kan nog aangepast worden.
UPDATE: De termijn van bescherming werd inmiddels bij Koninklijk Besluit van 13 mei 2020 verlengd met 1 maand. De bescherming geldt nu tot en met 17 juni 2020.
Nu reeds rijst de vraag “wat na die einddatum?”, nu dit moratorium slechts een tijdelijk spreekwoordelijk doekje tegen het bloeden is…